Ezekiel 10

1) zag ik,

Te weten in den geest. Want de profeet was in optrekking der zinnen.

2) uitspansel,

Zie boven Ezech. 1:22, en vergelijk aldaar Ezech. 1:26.

Eze 1.22,26

3) cherubs,

Dat is, de gelijkenis van cherubim; zie van dezen Gen. 3:24. Zij worden boven Ezech. 1:5, dieren genaamd, en waren vier in getal. Zie de aantekening.

Ge 3.24 Eze 1.5

4) saffiersteen,

Zie boven Ezech. 1:26.

Eze 1.26

5) troons;

Zie boven Ezech. 1:26.

Eze 1.26

6) Hij verscheen

Te weten God, die onder genoemd wordt de Heere, Ezech. 10:18, en de God van Isra‰l, Ezech. 10:19.

Eze 10.18,19

7) op dezelve.

Te weten het uitspansel en den troon. Of, boven dezelve, te weten cherubim.

8) den man,

Zie van dezen boven Ezech. 9:2. Als men door Hem hier verstaat den Heere Christus, zo wordt Hij hier aangezien als de rechter der goddelozen.

Eze 9.2

9) tot tussen

Hebreeuws, tot de tusschenheden der wielen; dat is, tot in het midden derzelve, alzo in het volgende.

10) wielen,

Versta door deze de raderen, welker beschrijving en betekenis zie boven Ezech. 1:15.

Eze 1.15

11) tot onder den cherub,

Want de wielen of raderen waren bij de cherubim is.

12) vurige kolen

Welke afbeeldingen waren van Gods rechtvaardige straffen, zie boven Ezech. 1:13, en vergelijk Ps. 18:9.

Eze 1.13 Ps 18.8

13) van tussen de cherubs,

Hebreeuws, van de tusschenheden der cherubim; dat is van de plaats, die tussen de cherubim is.

14) strooi ze over de stad;

Tot een teken dat zij verteerd zal worden door een brand van het zwaard, honger en pest, ja ook met stoffelijk vuur; 2 Kon. 25:9.

2Ki 25.9

15) hij ging in

Namelijk de man met linnen bekleed.

16) voor mijn ogen.

Dat is, dat ik Hem met mijne ogen in dit gezicht aanschouwde.

17) ter rechterzijde

Dat is, aan de noordzijde, welke zag naar het land der Chalde‰n, tot een teken dat des tempels en der Joden verderf vandaar komen zou.

18) van het huis,

Dat is, van den tempel des Heeren, welverstaande in het binnenste voorhof, gelijk blijkt uit de volgende woorden van Ezech. 10:3.

Eze 10.3

19) wolk

Welke betekende Gods gramschap en de verstoring, die den tempel was nakende. Zo is de wolk hier een teken van Gods toorn en de aanstaande zwarigheden, gelijk Ps. 18:12,13, en niet van zijn genadige bijwoning, gelijk wel Exod. 40:34; Num. 9:15; 1 Kon. 8:10,11.

Ps 18.11,12 Ex 40.34 Nu 9.15 1Ki 8.10,11

20) binnenste voorhof.

Hetwelk was het voorhof der priesters; zie 1 Kon. 6:36.

1Ki 6.36
21) de heerlijkheid des HEEREN

Zie boven Ezech. 1:28.

Eze 1.28

22) van boven

Te weten, waarop de Heere in het heilige der heiligen zijn gewone woning gehad had; 1 Sam. 4:4; Ps. 80:2; Jes. 37:16. Of, van op deze vier cherubim tot den dorpel des huizes.

1Sa 4.4 Ps 80.1 Isa 37.16

23) cherub,

Of, cherubim, want het enkelvoudig getal is hier voor het veelvoudig genomen. Zie boven Ezech. 10:1, en Ezech. 9:3.

Eze 10.1 9.3

24) op den dorpel

Tot een teken dat God van den tempel en van dat volk verhuizen wilde.

25) huis; en het huis werd vervuld met een wolk,

Dat is, van het deel des tempels, genaamd het heilige. Eerst is GOd gescheiden van het allerheiligste, boven Ezech. 9:3; nu scheidt Hij ook uit het heilige.

Eze 9.3

26) voorhof was vol van den glans der heerlijkheid des HEEREN.

Te weten het binnenste, anders genaamd het voorhof der priesters.

27) geruis

Dit wordt breder bij gelijkenissen beschreven, boven Ezech. 1:24.

Eze 1.24

28) vleugelen

Zie boven Ezech. 1:6.

Eze 1.6

29) cherubs

Te weten die alzo deze rechtvaardige verhuizing des Heeren als met lofzegging toestemden, of de verschrikkelijke zwarigheid, die daarop zou volgen als met ontzetting voorzegden.

30) het uiterste voorhof,

Anders genaamd het grote voorhof; zie 1 Kon. 7:9, en de aantekening.

1Ki 7.9

31) als de stem

Zie boven Ezech. 1:24.

Eze 1.24

32) almachtigen Gods,

Zie Gen. 17:1.

Ge 17.1
33) Hij den man,

Namelijk de Heere, wiens heerlijkheid beschreven is boven Ezech. 10:4.

Eze 10.4

34) vuur

Genaamd boven Ezech. 10:2, vurige kolen. Het vuur betekent Gods toorn en wraak; zie Job 22:20.

Eze 10.2 Job 22.20

35) van tussen de wielen,

Zie boven Ezech. 10:2.

Eze 10.2

36) een rad.

Te weten van de vier raderen of wielen, die bij de cherubim waren. Anders: bij de raderen. En zo wordt hier het enkelvoudig getal voor het veelvoudig genomen; vergelijk boven Ezech. 10:4, de aantekening op het woord cherub.

Eze 10.4
37) een cherub zijn hand uit

Te weten een van die vier, van wie zie boven Ezech. 1:5, en de aantekening.

Eze 1.5

38) ging uit.

Te weten om dat te strooien over de stad Jeruzalem; hetwelk hier wel geschied is in een gezicht tot voorzegging van het toekomende, maar weinige jaren hierna inderdaad tot vervulling van het voorzegde.

39) daar werd gezien aan de cherubs

Zie boven Ezech. 1:8.

Eze 1.8

40) hand

Versta evenwel dat zij elk twee handen hadden; een enkel getal voor een veelvoudig. Vergelijk boven Ezech. 10:4, op het woord cherub, idem onder Ezech. 10:21.

Eze 10.4,21
41) vier raderen

Zie boven Ezech. 1:15.

Eze 1.15

42) de cherubs;

Welke ook vier waren in getal, boven Ezech. 1:5, waar zij dieren genoemd worden. Zie de aantekening.

Eze 1.5

43) een rad was bij elken cherub;

Hebreeuws, een rad bij een cherub, en een rad bij een cherub; dat is bij elken cherub een rad. Zie van deze manier van spreken Gen. 7:2, en Num. 7;11, en Num. 13:2.

Ge 7.2 Nu 13.2

44) turkoois-steen.

Een edelgesteente, van hetwelk zie boven Ezech. 1:16.

Eze 1.16
45) enerlei gelijkenis,

Welke betekent dat in al Gods werken en wonderbare gelijkheid is van wijze, orde en volmaaktheid.

46) gelijk of het ware geweest

Zie boven Ezech. 1:15, op de woorden vier aangezichten. Idem zie de aantekening in Ezech. 1:16.

Eze 1.15,16
47) die gingen,

Te weten de cherubim, bij wie de raderen waren. Zie boven Ezech. 1:9.

Eze 1.9

48) [deze] op hun vier zijden;

Te weten de raderen. Zie boven Ezech. 1:17.

Eze 1.17

49) zij keerden zich niet om,

Zie boven Ezech. 1:17.

Eze 1.17

50) hoofd zag,

Versta een der vier hoofden, die iedere cherub had, welke tegen de vier winden zagen.

51) Hun ganse

Te weten der cherubim, wien hier ogen toegeschreven worden, [hoewel niet in het eerste gezicht, boven Ezech. 1:], betekenende de voorzienigheid Gods, waardoor zij verlicht worden en al hun werk wijselijk bestuurd en uitgevoerd wordt. Vergelijk boven Ezech. 1:18, waar van de ogen der raderen gesproken is.

Eze 1.18

52) lichaam nu,

Hebreeuws, vlees. Want het lichaam van de mensen bestaat uit vlees. Zie Job 12:10.

Job 12.10

53) die vier hadden hun raderen.

Te weten cherubim; zie Ezech. 1:15; idem hier Ezech. 10:9. De zin is dat iedere cherub een rad had.

Eze 1.15 10.9
54) voor mijn oren genoemd Galgal.

Dat is dat ik het hoorde, werd elk rad genoemd galgal, dat is wiel, of kogel, of kloot, of aldus: Daar werd tot hen geroepen: o wiel, of het wiel, enz.

55) elkeen had vier aangezichten;

In dit gezicht is enig onderscheid in de orde en benaming van het gezicht, boven Ezech. 1; hoewel het inderdaad hetzelfde geweest is; zie onder Ezech. 10:15,22.

Eze 10.15,22

56) eerste aangezicht

Te weten van elk der cherubim. Nu dit eerste aangezicht van des cherub was, dat voorwaarts uitzag, het tweede, dat naar de rechterhand, het derde, naar de linkerhand, het vierde achterwaarts uitzag. Zulke vier aangezichten hadden zij alle vier. Hebreeuws, het aangezicht van den eersten.

57) cherubs,

Sommigen menen dat hier in de plaats van een ossen-aangezicht gesteld wordt het aangezicht van den cherub, om te tonen dat zij allen cherubim geweest zijn. Anderen stellen andere redenen.

58) dit was hetzelfde dier,

Of, dit waren even de dieren; een enkelvoudig getal voor een veelvoudig. Hij spreekt van de vier dieren, waarvan te zien is boven Ezech. 1:5.

Eze 1.5
59) die stonden,

Te weten de cherubim.

60) [deze],

Te weten de raderen; alzo in het volgende.

61) want de geest der dieren was in hen.

Te weten de Heilige Geest; zie boven Ezech. 1:12. Anders: de Geest des levens.

Eze 1.12
62) de heerlijkheid des HEEREN

Dat is, God, die heerlijk is. Zie boven Ezech. 1:28.

Eze 1.28

63) van boven den dorpel des huizes weg,

Te weten waarop zij tevoren van de cherubim gekomen was. Zie boven Ezech. 10:4, en de aantekening.

Eze 10.4

64) stond boven de cherubs.

Of, stelde hen.

65) voor mijn ogen,

Dat is, dat ik het aanzag, te weten met de ogen mijns geestes, zijnde in optrekking der zinnen.

66) tegenover hen;

Of, nevens hen.

67) stond aan de deur

Of, bleef staan.

68) der Oostpoort

Of, voorste poort. Sommigen verstaan door deze poort de poort van het voorhof der priesters; anderen de poort van het voorhof des volks. Dit betekende dat God eindelijk ten enenmale uit zijn huis verhuizen zou. Vergelijk boven de aantekening Ezech. 9:3, en in Ezech. 10:4.

Eze 9.3 10.4

69) hen.

Namelijk over de cherubim.

70) Dit is het dier,

Zie boven Ezech. 10:15.

Eze 10.15

71) onder den Gods Isra‰ls

Want deze dieren stonden onder het uitspansel, boven hetwelk de heerlijkheid Gods zich vertoonde. Zie boven Ezech. 1:26, en hier Ezech. 10:1.

Eze 1.26 10.1

72) bemerkte,

Zulks dat dit gezicht den profeet gediend heeft tot verklaring van het eerste, beschreven boven Ezech. 1.

73) zij gingen ieder recht uit

Zie boven Ezech. 1:9.

Eze 1.9
Copyright information for DutKant